Als een spons zuig ik energie
van de mensen om me heen.
Voor mijn lieve baby zorgen
kan ik niet alleen.
’S ochtends is de dag een berg
die niet te beklimmen lijkt.
Zelfs mijn huis voelt anders
biedt nu geen geborgenheid.
Ik zou dolblij moeten zijn
want m’n kind is gezond.
Toch wijkt de brok in m’n keel
alleen even in de avond.
Als ik overal tekort schiet
en niets voelt echt meer fijn
dan hou ik dat niet vol.
Zal het leven ooit weer normaal zijn?
(beleefd in 2004 en 2006,
geschreven in 2018)